Jan Eggers, nog meer vreemde snoe(k)shanen, deel 3 fossielen.

Dit is dan een echt lid van de Esox familie, de ca. 20 miljoen jaar oude Esox lepidotus en hij lijkt qua vorm toch echt op onze snoek.

Snoeken uit een heel ver verleden.

In het door verzamelaars veel gezochte boek “Pike” van mijn goede vriend Fred Buller dat ik 1971 uitkwam, zijn 4 pagina’s gewijd aan fossiele snoeken. Het vervolg op dit klassieke boek is “Pike and the Pike Angler” uit 1981 waaraan ik veel heb mogen bijdragen.

Tekst en fotografie: Jan Eggers

Het hoofdstuk over fossiele snoeken is nu 10 pagina’s groot. Ik heb dit altijd zeer interessant leeswerk gevonden en heb er een paar jaar later zeer intensief met Fred over gediscussieerd. Dat kwam door een artikel in Fisch und Fang en de informatie en foto’s in dat artikel zorgden voor veel verwarring. Na veel onderzoek en contacten met wetenschappers in Duitsland, Canada en Engeland werd deze z.g. “Bone-Pike Affair” tenslotte opgelost. Ik heb daardoor niet alleen veel wetenschappelijke informatie verzameld maar ook een aantal interessante foto’s van fossiele “snoeken”, ja tussen aanhalingstekens en op het einde van dit artikel zal men begrijpen waarom.

Eerst tot 30 miljoen jaar oud.

De oudste snoeken die in het boek Pike genoemd worden zijn de Esox lepidotus uit het late Mioceen, zo’n 20 miljoen jaar geleden en de Esox papyraceus die nog 10 miljoen jaar ouder was. Tja, en daar komt dan ene Jan Eggers met een telefoontje over een verhaal en nieuwe foto’s van fossiele snoeken die wel 50 miljoen jaar oud zouden zijn. Een van de eerste van de vele vragen die Fred na het ontvangen van dit bericht op me af stuurde was of ik contact wilde opnemen met Dr. Weitschat om meer informatie en liefst wat foto’s te vragen. In de begeleidende brief stond dat deze fossielen gevonden waren in de Messeler groeve, tussen Darmstadt en Frankfurt. Uit deze groeve haalde men bruinkool en regelmatig kwam men fossiele vissen tegen, zo ook deze vissen van de foto’s die hij aanduidde met de naam “Knochenhechte”. Letterlijk vertaald kom je dan op beensnoek en gezien de schubben die er als plaatjes been uitzagen en de vinstralen die erg op kootjes van een vinger leken was dat een passende benaming.

Verschillende keren vroeg Fred me of het geen familieleden waren van de Esox lepidotus en de Esox papyraceus. Ik heb toen Dr. Weitschat nog eens gebeld en die wist zeker dat deze fossielen 50 miljoen jaren oud waren omdat alle fossielen uit deze bruinkool laag goed gedetermineerd met de C-14 koolstof methode. Bleef dus over de hamvraag: welke snoeken zijn het dan wel?

Boven de Knochenhecht die Fred Buller deed denken aan de Cepedian pike, een geepachtige dus, en onder onze Esox lucius.

Een oude gravure is de sleutel tot de oplossing.

Omdat er midden 80er jaren van de vorige eeuw nog geen Internet en E-mail was en ik angst had dat er iets fout kon gaan als ik de foto’s per brief naar Fred zou sturen, besloot ik voor een weekendje naar Little Missenden te gaan. Eerlijk gezegd raakte Fred meer opgewonden van de foto’s van deze oeroude vissen dan van de foto’s van vele 18 kg plus snoeken voor de Big PIke List. Hij keek vol verbazing naar de foto van de snoek met opengesperde bek die gestikt was in een te grote prooivis. Een fenomeen dat ieder jaar opnieuw gebeurt en waarover ik binnenkort ook een artikel over zal schrijven in deze serie.

Er was een foto waarin hij vooral geïnteresseerd was omdat de foto hem herinnerde aan een oude gravure van een snoek die erg op deze fossiele snoek leek. Hij begon in allerlei kasten, laden en boeken te snuffelen en nadat zijn studeerkamer in een grote chaos was veranderd, toonde hij het gezochte papier. Daarop stond een vis die erg leek op de fossiele Knochenhecht die ik had meegebracht en onder de gravure stond Cepedian pike. Deze snoek was veel jonger want de datum op de gravure gaf 1808 aan. Ontegenzeggelijk leken deze 2 vissen op elkaar vooral als je de Knochenhecht liggend op de rug afbeeldde. Vervolgens kwam de vraag: waar kwam deze gravure vandaan? Fred kwam er niet uit maar volgens zijn vrouw Pauline had hij hem ooit gekregen van de kleindochter van de befaamde hoofdredacteur van de Fishing Gazette R.B. Marston. Deze Patricia Marston was nu de echtgenote van een van de beste vrienden van Fred Buller, te weten de beroemde Richard Walker.

Onbekend was nog uit welk boek deze tekening gehaald was maar na een paar telefoontjes met handelaren in oude visboeken kreeg Fred het advies contact op te nemen met de curator van het British Museum, afdeling Natuurlijke Historie. Hij had al vele jaren een goed contact met deze Alwyne Wheeler maar helaas had deze nog nooit van een Cepedian pike gehoord. Maar wel kwam hij met de suggestie dat het wel eens niet over een lid van de familie Esox zou kunnen gaan maar om een vertegenwoordiger van de geepachtige, zeg maar van de familie Atractosteus spatula (Lacepede). Tegenwoordig leven deze Spotted gar en Longnose gar in de oostelijke helft van de USA en Cuba en ze doen echt aan vriend snoek denken qua vorm. Dat de wetenschappelijke naam bedacht was door de Franse natuurwetenschapper Le Compte de Lacepede, die later uit angst voor de guillotine in de periode van de Franse Revolutie zich gewoon meneer Lacepede noemde, kwam nu in een soort aangepaste vorm terug in Cepedian pike.

De Knochenhecht die gestikt is in de Amia prooi vis met de naar boven wijzende ruggengraat.

Zelfs de prooivis werd herkend

Nu men wist dat het om geepachtige ging en enig idee had waar verder te zoeken, werd paleontoloog Dr. Peter Forey ingeschakeld en die had in zijn collectie fossiele vissen ook een aantal exemplaren uit de Messeler Groeve en herkende meteen de vis die in de bek van de Knochenhecht, nu dus een geepachtige, geparkeerd was. Deze te grote prooi was een lid van de Amia familie, een soort modderkruiper waarvan nu ook nog afstammelingen in het stroomgebied van de Mississippi leven. Hij kon dit zien aan de opwaarts gebogen ruggengraat die heel kenmerkend voor de Amia familie is. Ik heb deze informatie later doorgestuurd naar Dr. Weitschat die bevestigde dat er veel fossielen van deze Amia in de groeve gevonden worden en hij stuurde me nog een foto van een Amia.

Zo ziet de prooivis Amia met opwaartse ruggengraat er uit.

Als ik nu terug kijk, kom ik tot de conclusie dat alle verwarring is ontstaan door een foute vertaling of noem het interpretatie van het woord Knochenhecht. Natuurlijk, dat het woordje Hecht in het Duits snoek betekent, klopt als een zwerende vinger. Toen wist ik ook al dat Hornhecht de Duitse naam voor geep was maar daar heb ik geen seconde aan gedacht. Trouwens, de naam snoek in combinatie met een voorvoegsel betekent ook in andere talen geep. Ik zal er een paar noemen. In het Zweeds: snoek = gädda, geep = Horngädda. Fins: snoek = hauki, geep =nokkahauki. Engels: snoek =pike, geep is ook garpike.

Nog een mooi voorbeeld van een Knochenhecht die geen snoek is maar een geepachtige. Let op de schubben en kootjes bij de vinstralen.

Dat de vorm van deze vissen: spitse snavelachtige bek, slanke torpedo achtige vorm en niet te vergeten de “straalmotor” bij het achterlijf, bestaande uit staart-, rug- en anaal vin een succesformule in de evolutie blijkt te zijn, is inmiddels wel bewezen. Ja ook voor de snoeken.

Dit is de oudst bekende snoek, de Esox tiemani en bij het pijltje de ruggengraat van een verteerde prooivis.

De alleroudste snoek ter wereld en wat jongere familieleden

Kort voordat bovenstaande geschiedenis ons bezig hield had Fred Buller een bericht gekregen dat ik het noorden van Canada een echte fossiele snoek van 56 miljoen jaar oude gevonden was: de Esox tiemani. Dit fossiel werd tijdens het aanleggen van een weg naar een oliebron ontdekt door de hr. B. Tieman die het onder de aandacht van de wetenschappers bracht. Op de foto van deze zeeeeeeer oude snoek ziet men niet alleen dat de vorm min of meer gelijk is aan onze hedendaagse snoeken maar dat de eetgewoonten hetzelfde zijn. Op de plek waar de maag zit, zien we de restanten van zijn laatste maaltijd, zijnde de ruggengraat van een prooivis. Oudere snoeken heb ik niet in de collectie. Wel foto’s van afbeeldingen van snoek op beenderen van dieren die 17.000 jaar geleden gemaakt zijn door holbewoners in Frankrijk. Er zijn onderkaken van snoeken gevonden in de Noordzee.

De onderkaak van een forse snoek die in de afvalhoop van een Romeinse nederzetting bij Keulen gevonden is.

Er is een periode geweest dat deze zee droog lag en vandaar dat men er nog steeds botten van de mammoet en andere prehistorische zoogdieren vindt en dus ook snoek. Het is bekend dat er duizenden jaren terug snoek gegeten werd in ons gebied want men heeft graten en andere snoek botjes in keukenafval uit die periode gevangen. Leuk vind ik de onderkaak van een forse snoek die bij de keuken van een Romeinse nederzetting bij Keulen gevonden werd en waarvan ik een foto kreeg toegestuurd. Met deze oeroude informatie moet men het in deze aflevering doen. Waarover ik het in de volgende aflevering ga hebben, weet ik nog niet.

Groetend Jan Eggers