Wie zoekt zal vinden.

Het vangen van snoekbaars word door veel sportvissers als een moeilijk opgave gezien. Toch is dit in werkelijkheid lang niet zo moeilijk als voor ogen word gehouden. Maar waarom hebben veel sport vissers dan toch zo’n grote moeite met het vangen van deze vis.

Tekst en foto’s: Edwin Bolhuis

Vroeg aanwezig op het water, vaak een van de meest productieve uurtjes.

Doorgaans word te veel de nadruk gelegd op het niet goed beheersen van de gekozen techniek. De vragen die je krijgt op beurzen en de diverse fora hebben hier dan ook mee te maken. Het beheersen van een techniek is uiteraard belangrijk, maar vele mate belangrijker is het vinden van de vis. Wie zoekt zal vinden is een bekende uitspraak maar nog steeds veel belangrijker dan het bezitten van bakken vol met shads of ander kunstaas.

Juist over dit zoeken van vis word vaak ietwat laconiek gereageerd, want met is er van overtuigd dat er snoekbaars op hun thuis water rondzwemt. Maar waarom blijven de vangsten dan achter bij andere succesvollere snoekbaarsvissers. Wat doen deze betreffende sportvissers dan anders? Feitelijk gezien doen ze grotendeels hetzelfde als dat je zelf doet, ze spelen met rubber of vissen met natuurlijk aas in de zone waar de snoekbaars zich bevind, en dat laatste is dan ook gelijk het grootste verschil.

De Zone
Een van de belangrijkste aspecten bij het vissen op snoekbaars is en blijft kennis van het water waar je vist. Deze kennis vergaar je niet zomaar en voordat je een water echt door hebt kan soms vele jaren duren. Door veel te vissen en dus uren te investeren in dit viswater zul je dit leren doorgronden en te  weten komen waar je de vis in een bepaalde periode moet gaan zoeken. Ze zullen zich dan bij het opvaren van het water niet laten lijden door andere sportvissers die massaal in een treintje varen, maar trekken hun eigen plan. Juist door een eigen plan te trekken en uren te investeren zul je een goed beeld krijgen van het gedrag van de snoekbaars op jouw thuiswater, zoals waar ze zich in bepaalde periodes ophouden, en wat voor presentatie doorgaans het beste resultaat geeft. Dit zal met vallen en opstaan plaatsvinden en de kans is aanwezig dat je ook regelmatig met een dikke blank van het water af kunt komen. Dat is helemaal niet erg maar kritiek punt is om dan achteraf met collega sportvissers op bijvoorbeeld de trailerhelling te praten en dan voor jezelf te analyseren wat het verschil in de benadering is geweest. Juist dit zijn de leermomenten. Dat vind ik persoonlijk een van de grote voordelen van het wedstrijdvissen !!

Het mooie aan wedstrijd vissen is dat er na de wedstrijd vaak onder elkaar gesproken word over de gekozen tactiek en hoe die heeft uitgepakt. Soms kun je hierdoor merken dat de vis op verschillende dieptes is gevangen met verschillende technieken. Hierdoor merk je dat het maken van een keuze heel belangrijk is en dat die keuze het hele wedstrijdverloop kan bepalen. Hoe diep begin je? Ga je vertikalen of vissen met de dropshot met natuurlijk aas of op anker met de pen?

Zo herinner ik mij een wedstrijd op het gooimeer waarbij een van onze vismaten weinig tot geen aanbeten wist uit te lokken. Besloten werd toch nog maar even op een paar bultjes te gaan vissen waarbij de maximale waterdiepte 8 meter was. Het water was redelijk helder met een doorzicht van twee meter. De gehele NKS vloot lag op dieper water te vissen en er werd slechts sporadisch vis gevangen. Totdat moment had iedereen het betreffende stuk overgeslagen in verband met de waterdiepte, want de vis zou immers dieper liggen. Binnen een uur wist hij de benodigde 7 vissen te vangen, waarvan 2 vissen van boven de 80. Had hij deze keuze niet gemaakt was de uitslag voor hem waarschijnlijk totaal anders uitgevallen. Maar door het maken van op dat moment de juiste keuze wist hij deze wedstrijd volledig naar zijn hand te zetten.

Dikke vis afkomstig uit de zone, hier lag de snoekbaars in de ochtenduren massaal op zoek naar aasvis.

Interpreteren van de dieptemeter
Ik praat eigenlijks zelden over het woord visvinder. Ik gebruik mijn Lowrance dieptemeter niet om vissen op te sporen maar puur voor het onderzoeken van het bodemprofiel. Een goede dieptemeter is gewoon een onmisbaar item voor de fanatieke bootvisser om de boot binnen de zone te houden waar hij of zij de vis verwacht. Toch zie ik nog steeds met grote regelmaat sportvissers staren naar hun dieptemeter op zoek naar scholen snoekbaars. Uiteraard zul je regelmatig vis vangen terwijl je hele scherm is vergeven van de vis signalen. Echter vergeet niet dat je dieptemeter maar een bepaald oppervlakte onder je boot bekijkt welke afhankelijk is van de hoek van de kegel. Hierdoor kan het gebeuren dat je met je hengel al buiten de reikwijdte van je dieptemeter vist. De vissen die je dus niet ziet kan je wel degelijk vangen. Soms ligt de snoekbaars ook dusdanig dicht tegen de bodem aan dat deze op een ondergrond met reliëf dus niet opvalt. Op mijn kleurenscherm kan ik ze soms wel herkennen, maar dan moet de ondergrond wel zachter zijn. Dan geeft hij de vis weer in een andere kleur – dus hardheid van de bodem – en kan je het verschil goed waarnemen.

Natuurlijk niet alleen snoekbaarzen.

Zelf let ik bij de dieptemeter hoofdzakelijk op de bodem gesteldheid. Ik zoek naar reliëf en afwijkingen in de vorm van kleine geultjes en of bultjes die zich op een plaat of talud bevinden. helemaal top vind ik het dat de bodem hard is en er zich hier mossels en of klei kluiten op bevinden. Bij een kleurenscherm is dit heel mooi waar te nemen in de kleur van de grayline en de bodem. je kunt aan de dikte van de grayline zien hoe hard de bodem is. Een dunne lijn geeft een hardere bodem weer, dus hoe dikker de lijn hoe zachter de bodem. Op een kleurenscherm zie je hierbij ook nog kleuren. Doordat dit op elke dieptemeter anders is in de stellen heeft het weinig waarde om de kleuren te gaan noemen. Je kunt hierbij een goed onderscheid maken welke kleur wat voor bodem aangeeft. Dit zoekt redelijk makkelijk en zo kun je dus ook heel mooi steenpartijen onder water opzoeken daar deze als bultjes afgetekend worden met een andere kleur dan de ondergrond.

Persoonlijk heb ik de voorkeur dat ik op mijn dieptemeter scherm een paar klaar wolkjes met “ruis” zie rond de bodem. Deze wolken met ruis geven een wolk met aasvis weer waarbij de snoekbaars nooit heel ver weg kan zijn. Vind je een paar van de wolken neem dan altijd even de moeite om hier te gaan vissen. Soms is het voor de snoekbaars dan echt tafeltje dekje en zul je je er over verbazen hoeveel vis dat je dan kan vangen.

De ruis vlak boven de bodem is een school spiering. Deze onder deze school ligt een bultje met daarnaast een kleine school actieve snoekbaars, zo bleek even later.

Het zoeken
Bij het opvaren van ons viswater houden wij altijd een paar dingen in de gaten. Voor mij is de waterkleur en watertemperatuur en het weer van belang. Persoonlijk houd ik wel van beweging en dus ook golven op het water. Golven breken het zonlicht wat ervoor zorgt dat de vis bij helder water zich niet heel passief opstelt op grotere diepte. Persoonlijk heb ik een voorkeur voor lichtgroen water in de zomer periode of de kanalen en een lichte goudbruine kleur op de meren.

Graag houd ik rekening met de wind. Over de windrichting is al veel geschreven. Zo zouden bepaalde types wind niet goed zijn. Zelf heb ik wel een voorkeur voor een mooie zuidwestenwind, maar ook de andere windrichtingen hebben mij succes gebracht. Eigenlijks is nog het meest belangrijke dat de wind een paar dagen constant uit dezelfde hoek is gekomen. Dit zorgt voor een bepaalde waterstroom in het water en zeker bij goede harde wind word het water hier troebeler van. Ik mag graag vissen op de kant waar de wind op staat. Dit stuurt soms niet altijd even makkelijk om de boot optimaal onder controle te houden. De wind zorgt ervoor dat het water omgewoeld word en dan zal er zich op de windkant troebeler water bevinden. Op de windkant zelf zal het water vaak zuurstofrijk zijn en zal zich hier ook het meeste aas ophouden.

Op kanalen zijn oude schoeiingen vaak de spots.

Spots
Over de plekken waar snoekbaars zich op houd is al veel over geschreven, en overigens zijn deze goede stekken op elk water weer verschillend. Dit komt omdat geen enkel water in Nederland hetzelfde is. Of je thuiswater nu een rivier, kanaal op meer is, op elk water toont de snoekbaars een bepaalde voorkeur voor ondergrond. Goede stekken zijn doorgaans niet monotoon en hebben een glooiend bodemprofiel. Zelf houd ik van harde plaatjes die zich in de rand bevinden, het liefst dat het wat haakt op de hengel, dus dat je je lijn en aas er door heen voelt trekken. Mocht ik een nieuw dergelijk hard en hakend stukje tegenkomen van een paar vierkante meter plot ik deze standaard in mijn GPS. Vaak zien we een patroon dat de vissen net iets langer en vaker op deze plekken blijft hangen dan de vissen die je tegenkomt in hun trekpatroon.

Wat ook superstekken zijn, zijn langzaam aflopende glooiingen met daarop een bultje. Vaak onderbreken deze bultjes het monotone van de rand en de vis zal daar continu bij terugkomen. Dit zijn dan ook plekken waar ik graag met de pen en natuurlijk aas op mag vissen.

Goede stekken hebben bodemprofiel waar of troep op ligt of – liever nog – een flink aantal stenen onder water. Zeker op kanalen en rivieren zul je flink veel stenen aantreffen op de bodem. Veelal zijn dit dan plekken waar de vis langer blijft hangen,daar dit bescherming bied als uitvalsbasis. Zoek voor de grap maar eens op youtube naar onderwaterbeelden van snoekbaarzen gemaakt door duikers. Je zult merken dat de vissen dan op dergelijke bodemafwijkingen blijven hangen en als ze hier vanaf zwemmen ze vaak ook weer terugkomen. Ze zullen hieromheen wel aasgedrag vertonen maar vaker zullen dit standplaatsen zijn.

Veel snoekbaars zal vanaf een rand de aanliggende platen optrekken om te gaan azen. Vergeet dus zeker in de winterperiode en ook s’avond in de zomer deze platen niet en drift er een paar keer overheen. Op kanalen en rivieren zullen dit doorgaans de oeverzone zijn waarin de snoekbaarzen op een bepaald moment weer graag vertoeven om te gaan azen.

Wie zoekt zal vinden!

Snoekbaars het jaar rond
Snoekbaars heeft een bepaald trekgedrag. Ik heb sterk het vermoeden dat de biologische klok van de snoekbaars tikt op het aantal lichturen in combinatie met de water temperatuur. De vis merkt aan de watertemperatuur dat het voorjaar weer voor de boeg staat. Hoewel het afhankelijk is van de watertemperatuur zoekt de snoekbaars vanaf ongeveer eind februari de ondiepere gedeeltes van het water op. Eigenlijks kijk ik maar weinig naar de kalender, maar des temeer naar de watertemperatuur. Ik heb vast kunnen stellen dat dit ongeveer gebeurd bij een watertemperatuur van rond de 8 graden. vanaf die temperatuur begint de snoekbaars flink te trekken over de ondieptes heen op zoek naar soortgenoten en zich voor te bereiden op de paai.

Goede paai plekken hoeven niet diep te liggen. Sterker nog de meeste plekken bevinden zich in de oeverzone, waarbij de de snoekbaars kunt vangen tegen de rietkant aan. Maak hierbij wel een onderscheid in rietsoort. De rietsoort die hierop groeit geeft namelijk de hardheid van de bodem aan. Dun en plat riet groeit namelijk op zachte bodems en het harde ronde riet op harde bodem. De snoekbaars zal de wortels van deze harde stengels blootleggen en hierop zijn kuit af gaan zetten, houd dit dus in de gaten bij het zoeken naar geschikte paai plekken de oeverzone.

Zelf mag ik in deze periode heel graag vissen op de grote ondiepere platen. Deze platen bevinden zich vaak op de grotere meren in de eerste 200 meter vanaf de oever. Doorgaans trekt de snoekbaars over deze platen heen. Vind je hierop echter een bultje van bijvoorbeeld of klein randje met diepteverschil sla het dan absoluut niet over. Deze randjes hoeven maar minimaal te zijn van een 20 centimeter is al noemenswaardig. De vis blijft daar gewoon bij rondhangen en is in de paai periode redelijk agressief.

Oudgediende Pim Koetzier heeft het cirkeltje rond, en bevist hier de oeverzone van een groot meer.

Hoewel ik de periode maart en juni de mooiste periode vind is de vis natuurlijk ook prima in de zomer te vangen. Juist in de zomerperiode is het vaak heerlijk vertoeven op het water en kun je naar mate de keuzes goed zijn ook prima vis vangen. Mijn voorkeur gaat in deze periode toch wel uit naar de grotere kanalen die druk bevaren zijn met scheepvaart. De vis in zomers flink trekkende en kan eigenlijks over grote afstand gevangen worden. Mijn voorkeur gaat dan uit naar snellere technieken als bijvoorbeeld het diagonalen. Echte top stekken voor de zomer periode heb ik niet doordat de vis veel trekt. Op de kanalen bevis ik dan vaak de stekken waar de stenen overgaan naar de normale bodem.

Het gedrag en standplaatsen van de snoekbaars is om mijn thuiswateren in het voor- en najaar grotendeels hetzelfde. De vis is trekkende over de ondiepere gedeeltes van het water. We vangen de vis soms met de pen en natuurlijk aas in het riet. Echter zodra de water temperatuur weer onder de 8 graden valt word het een stuk moeilijker om ze te vangen. de vis zoekt dieper water op en zal zich daarna met aas periodes laten gelden. Tevens is het trekgedrag van de snoekbaars dan weg en ligt de vis veel meer gegroepeerd op de diepere delen van het water.

Netwerken
Tot slot wil ik een onderwerpen aanhalen wat eigenlijk altijd verzwegen word maar waarvan we weten dat het toch heel erg belangrijk kan zijn. Toch wil ik mij eraan wagen om het aan te halen. Juist door de opkomst van steeds moderne communicatie middelen kan je heel goed op de hoogte blijven van resultaten van je collega sportvissers. Het opbouwen van een netwerk met bevriende sportvissers waar je van op aan kunt kan heel erg handig zijn om op de hoogte te blijven van de laatste vangsten. Steeds meer zie je sportvissers gedurende de dag met elkaar bellen om te horen hoe een ander het er vanaf brengt.

Het kan dus nooit verkeerd zijn om een goed netwerk aan te leggen !!

Edwin Bolhuis